* Klim in een boom, alstublieft

Lezing ‘Das innere Kind’ van Wilma Castrian
(vertaling Margot van de Plas)

Foto: Wilma Castrian, 15 juli 2006 in Loccum.

De ziel heeft een eeuwige verbinding met schoonheid. Ze heeft met datgene wat goedheid is een innige verbinding en ze heeft met dat wat waarheid is een innige verbinding. Want de ziel wil het goede, ze wil het ware, ze wil het mooie. Zonder deze voorwaarden kan de ziel zich niet ontplooien en dat weet niet alleen de psychologie, dat weet ieder mens als hij naar zijn gevoel luistert. Dat weet ieder mens als de emotie, gerelateerd aan gebeurtenissen, vorm krijgt.
Ik wil u graag vertellen over de manier waarop we naar onze herinneringen kijken, omdat het om de pedagogiek gaat en ook om datgene wat het kind in ons is. Niet om het te beheersen maar om het te verkennen, want we zullen het niet te weten komen.

Er zijn veel factoren, die erop wachten om onderzocht te worden en we kunnen daar waarschijnlijk ons leven lang mee vullen en dan nog zullen we er niet in slagen. Daarom proberen wij toegang te vinden tot het ene of andere complex en het is dan de vraag hoe we dat in ons herbeleven of hoe onze ervaring een voorwerp kent, dat met dat verleden eigenlijk niets te maken heeft ofschoon dat verleden achter ons ligt. Het lijkt zo alsof we – met onze innerlijke wereld achter ons – een herinneringswereld zouden hebben, die zonder ruimte en tijd is. Die dus aanwezig is met dat wat in onze vroege kindertijd beleefd werd, maar die ook actueel is met wat deze dag heeft en wat mogelijk is voor mensen, die pre-cognitief waarnemen; zij weten wat de toekomst hen brengt. Het is zeer waarschijnlijk dat we allemaal deze informatie in ons dragen.

Wat met de pedagogiek en met het kind-zijn samenhangt, heeft eveneens een levenslange dimensie. Want de zelfopvoeding houdt nooit op. Hetgeen ons door medemensen op de een of andere manier als signaal uitgezonden wordt, heeft ook een opvoedende waarde. Alles heeft betrekking op degenen die wij als opvoeders met zedelijkheid en moraal beschouwen en in hun ontwikkeling begeleiden en ervaren, met verdieping als behoefte van onze ziel.

Klim in een boom, alstublieft
Enkele dagen geleden heeft een jongeman mij een fabel verteld, die ik zeer toepasselijk vond. Hij heeft geprobeerd het principe van de pedagogiek te verklaren en hij vertelde over een leraar, die tegen een kameel, een krokodil, een kikker, een haan, een geit en een koe heeft gezegd: “Jullie moeten allemaal aan dezelfde voorwaarden voldoen. Ik wil van jullie niets anders dan … klim in een boom, alstublieft.”
En nu ziet u het al voor zich. Nu herinnert u zich een of andere situatie, waarin van u verlangd werd iets te doen of te laten, wat mogelijk diep tegen uw innerlijke wezen in gegaan is en toch werd het van u verlangd. Daardoor bent u in het nauw gebracht, omdat u niet in staat was te doen wat een ander zeer lichtvoetig – in de letterlijke zin – lukte. De fysiognomen hebben in dit geval de betreffende informatie van dit type voor ogen en ze weten, dat een voedingsgeaarde zich nooit tot een hoge sprong bereid verklaart. Wanneer hij dat wel zou doen, zou het een zeer ongelukkige manier van doen worden.
Aan de andere kant zijn degenen die heel lange benen hebben er niet van af te houden om zo hoog te springen als ze maar kunnen. Als ze daarvoor dan wat lof, mogelijk zelfs onderscheidingen krijgen, dan is het duidelijk dat de voedingsgeaarde deze lof nooit bemachtigt. Mogelijkerwijs zal hij met dit soort ervaringen iets zeer belangrijks ontdekken: dat hij daar zelf nooit op kan rekenen, omdat de innerlijke aanleg die bij dit type hoort hiertoe niet in staat is en dat geldt voor alle typen. De typologie maakt dat duidelijk aan ouders, die vanuit hun eigen typische aanleg opvoedingsideeën hebben en deze hanteren naar de kinderen die ze moeten opvoeden. Ze verwachten dat hun goede bedoelingen ook voor de kinderen waardevol zijn, hetgeen in de regel tot een mislukking leidt, die op dat moment niet zo duidelijk is. Maar op de innerlijke ‘harde schijf’ voltrekt zich iets wat na verloop van tijd steeds duidelijker wordt. Eerst spreken mensen het tegen, ze proberen het verstandelijk uit te leggen, te verduidelijken en erover te klagen dat het aan de opvoeding ligt. Als men dan bekijkt dat de eenvoudigste regels, die de fysiognomen = (gelaatkundigen) in vergelijking tot de typen leren, niet in overweging genomen zijn, dan komt men pas op het idee om dat mensenkind, waar het precies over gaat, nauwkeuriger te bekijken via een type-beschouwing.


Uit: Lehrbuch der Psycho-Physiognomik (2001) – Wilma Castrian.

Het is duidelijk als we de gewoonten van een voedingsgeaarde (rond), een gevoelsgeaarde (fijn) of een bewegingsgeaarde (hoekig) nader bekijken, dat daar op zich niets op aan te merken zou zijn. Ze zijn verschillend en de verlangens en behoeften daardoor ook. De contrasten tussen opvoeders en kinderen tekenen zich sterker af naarmate de geaardheid verschilt.

Achter de kachel verstopt
Ik herinner me een uitspraak van een gevoelsgeaarde, die opgevoed werd met het idee dat plichtsvervulling bestond uit een constante bereidheid om te werken. Maar een gevoelsgeaarde wil informatie verwerken, wil lezen, wil zich bezighouden met iets wat hem innerlijk en visueel kan bekoren. Als hem steeds een werk opgedragen wordt, wat niet bij hem past en uiteindelijk tot een gewoonte verwordt, een onverdraaglijke routine, dan kan dat heel vreemd uitpakken. Het is nodig om hem zijn zin te geven als hij verklaart dat hij niet tot rust komt. Hij wil niet rusten, maar stilte en hij wil die stilte vullen met gedachten en overwegingen en komt er niet toe.
En als ik dan vraag: “Wat is er gebeurd, wat herinnert u zich? Wat schiet u op dit moment te binnen?” Dan herinnert deze gevoelsgeaarde zich, dat hij zich vroeger achter de kachel verstopte om in alle stilte te kunnen nadenken. Hij is uitgescholden voor zijn luiheid, want zijn opvoeder vond nadenken luiheid. Als kind is hij aangespoord, heeft gedaan wat hem gezegd werd en heeft als gevolg hiervan de zogenaamde onrustige benen. Hij kan helemaal geen rust meer vinden. Door deze zeer vroege inprenting heeft zo iemand behoefte aan therapeutische begeleiding. Hij weet helemaal niet meer wat hij wil. Zijn oorspronkelijke geaardheid, de gevoelsgeaardheid, zou innerlijke beelden willen oproepen en dan iets heel moois beleven.
Het is zeer waarschijnlijk dat we allemaal deze informatie in ons dragen. De pedagogiek in relatie tot het kind-zijn heeft eveneens een levenslange dimensie, want de zelfopvoeding houdt nooit op. De signalen van onze medemensen hebben ook een opvoedende waarde. Die ervaren we en gebruiken we met het inzicht in de behoeften van de ziel  bij de zedelijke en morele ontwikkeling van de jongeren. Wij hebben met problemen van welke aard dan ook de opdracht en de taak, om ze op te lossen, ze los te laten.

Lijden in de kindertijd
Een voorbeeld is Alice Miller, een van oorsprong Poolse psychoanalytica, die boeken heeft geschreven over haar werk met name over de langdurige gevolgen van het lijden in de kindertijd. Over haar eigen kindertijd kon ze echter weinig vertellen; tot haar stomme verbazing zijn daar hiaten. Nu heeft ze geprobeerd toegang te vinden tot haar kindertijd. Daar zijn geen foto’s van en geen herinneringen. Ze kon ze niet voor de geest halen, ook al was ze erg oplettend. Men kan er dan ernstig rekening mee houden dat deze periode een belastende fase was, schrijft ze. Dit geldt natuurlijk niet voor alle psychische processen, dit geldt alleen voor haar eigen ervaring.
Haar pogingen om ingangen te vinden, zijn ontroerend. Ze heeft bijvoorbeeld overal in haar huis blaadjes ter grootte van een ansichtkaart verspreid, er stiften bij gelegd, zodat ze telkens wanneer haar iets inviel, dit op papier kon zetten. Ze heeft ontelbare tekeningetjes gemaakt in dit opzicht, in de hoop toegang te vinden tot datgene, wat ze in haar vroege jeugd vergeten heeft en zonder beelden is gebleven. Het is haar niet gelukt. Ze heeft de beelden gepubliceerd, ze heeft er een boek mee gemaakt, maar ze heeft dit alles niet kunnen verklaren. Als zij haar visuele herinneringen kan leren duiden, zou het kunnen dat ze haar innerlijke problemen, die voortkomen uit haar kindertijd, nader gaat bekijken en  – zoals gebruikelijk – deze gaat oplossen en loslaten.
Het staat je vrij om als psychologische oefening gedichten te bewaren. Als je deze doorbladert en bij het ene of andere beeld blijft hangen, kan het komen door de inhoud ervan. Een ervaringsachtergrond, die altijd toch vanuit een dichterziel is samengevat, een kindertijd zoals de dichter die had. Mogelijk vind je zelferkenning door de artistieke zienswijze of de problematiek om begrepen te willen worden. Het is boeiend als je steeds weer bij dezelfde tekst, dezelfde problematiek denkt: wat heeft dat met mij te maken, met mijn innerlijke wezen, met een inprenting van heel lang geleden, waarop ik hier en nu reageer?
Ik heb in de loop der tijd natuurlijk veel mensen ontmoet, ik heb ze geobserveerd en vragen mogen stellen. Het verbaast me steeds weer dat indringende ervaringen in de kindertijd ervoor zorgen dat mensen nu nog op bepaalde punten geraakt worden.

Een bejaarde dame met een kinderneus
De fysiognomen hebben veel aandacht bijvoorbeeld voor de vorm van de neus en de ontwikkeling ervan, omdat zij de neus verbinden met de wil en de zelfverwezenlijking. De neus ontwikkelt zich een leven lang en heeft in de vroege jeugd een kleine neuspunt met een sierlijke, ronde vorm. Het kan zijn dat in de loop van het leven die kinderneus blijft. Veel mensen, die ik mocht observeren en bevragen vroeg ik dan: “Bent u te vroeg uit uw kindertijd gegaan? Moest u te vroeg volwassen worden?” En bij degenen, waar dat het geval was, begon een tranenstroom te vloeien, een diep innerlijk lijden zichtbaar te worden. Hun neus was niet verder ontwikkeld, dat vond ik wonderlijk.
De fysiognomen duiden dit ook zo, wanneer een kinderneus te zien is bij een volwassene en ze vragen stellen. Er is iets kinderlijks in het wezen en dat blijft een leven lang.

Ik denk aan een 84-jarige vrouw met een kinderneus, die gewerkt had als advocate. Toen vroeg ik haar: “Hoe hebt u dan uw kantoor geleid?” Ik heb natuurlijk niet gezegd “met deze neus”, maar ik heb het gedacht En ze heeft precies zo geantwoord als ik verwacht had, namelijk zoals een kind dat doet: “Al naar gelang mijn stemming.” Ze heeft zo haar kantoor geleid en waarom ook niet.
Ik vroeg toen: “Bent u zeer vroeg uit uw kindertijd gegaan? Had u zeer vroeg verplichtingen moeten vervullen, die eigenlijk niet geschikt zijn  voor kinderen?” Toen had ze gezegd: “Ja, mijn ouders zijn bij een verkeersongeluk om het leven gekomen en vervolgens kon ik geen kind meer zijn.” Daarmee moet je volgens mij rekening mee houden.
Men kan ook mensen observeren die volgroeide neuzen hebben, hun zelfverwezenlijking, hun volwassen-zijn en hun ervaring hebben opgedaan en als gevolg daarvan volwassen neuzen met een individuele stempel hebben.
Ondanks dat kun je aan neuzen zien, dat sommige mensen niet volwassen wilden worden. Als we dat nader bekijken, zijn het altijd slechts enkele eigenschappen, die men zo kinderlijk noemt. Als je dan op zoek gaat naar welke eigenschappen dat zouden kunnen zijn, krijg je een heleboel beelden achter elkaar, die de persoon in kwestie beschrijven kan. Die beelden zijn dan situaties, waarin hij heel graag was gebleven en die als beleving niet afgesloten konden worden. Ze werden in zekere mate verdrongen, onderdrukt of vergeten, maar toch konden ze ermee omgaan.
Dat is ook een fenomeen, wat we altijd weer zien als we geloven dat iets voorbij is. Dat het nog lang niet voorbij is, maar telkens weer opduikt en ergens mee in verband gebracht wordt. We kunnen ontdekken en dan begrijpen. Dan wordt duidelijk dat er eerst dingen verwerkt moeten worden voordat ze een plaats krijgen, voordat ze de groei van mensen laten zien.

Een kind van 32 jaar
Ik heb een vriendin, die dringend hulp nodig had. Ze zocht een hulp in haar huis, waar veel mensen kwamen. Ze koos een Franse jongedame uit en bracht haar mee. Ik dacht: ze heeft hulp nodig, maar wat heeft ze uitgezocht? Het was geen persoon, die haar steun zou kunnen bieden, maar juist een zeer zachtaardig, verfijnd persoon. Ik vroeg mijn vriendin: “Waarom doet u dat? Waarom kiest u niet een hulp, waar van begin af aan duidelijk is dat die helemaal niet bij u past?”
Deze vriendin had zich een jonge vrouw gekozen van 32 jaar, die werkte als een 16-jarige en zich gedroeg als een 3-jarige, psychisch gezien. Mijn vriendin merkte toen dat die jonge vrouw zich zachtjes tegen haar aan vleide, door haar bediend wilde worden, een broodje gesmeerd wilde hebben en haar tot dank alleen kleine briefjes tekende en die onder haar deur schoof. Dat doet geen 32-jarige, die intelligent is, en dat doet ook geen 16-jarige die op weg is zelfstandig te worden. Toen had dit jonge meisje aan de hand van mijn vriendin langzaam mogen opgroeien en dat heeft ongeveer zes jaar geduurd. Toen ze 38 jaar oud was, kwam ik in het huis en ik zag mijn neerslachtige vriendin. Ik vroeg haar wat er aan de hand was. Ze zei: “Ach, ze is zo ondankbaar. Ze heeft hier alles in huis en nu heeft ze een eigen woning gezocht.” En toen heb ik gezegd: “Grote goedheid, wat is dat heerlijk. Ze is toch volwassen geworden; die durft nu iets.” Ze heeft deze hele fase, die ze aangaf als dat wat ze ontwikkelen moest en mocht, tot ontwikkeling gebracht.
Toen heb ik haar biografie gevraagd en die verwonderde me niet. Ze had een moeder, die helemaal versteend was, die vanuit haar gevoel niets uitstraalde en die ook haar kinderen niet accepteerde. Alle kinderen, het waren er vier, waren ziek. Dat was zo omdat haar vader een heel verwoestend element in zich droeg en hij kon daar niets aan doen. Hij verwoestte deze kinderen. Hij verwoestte zijn vrouw, maar dat lukte niet omdat ze versteend was. De kinderen echter werden steeds zieker, zodat de familie het ging opmerken en de kinderen uit de nabijheid van de vader genomen werden. Ze werden toen ondergebracht en opgevoed bij familie en toen heeft de vader het verwoestende element tegen zichzelf moeten richten. Hij werd blind, raakte verlamd en zijn onderbeen werd geamputeerd. Hij bevond zich in een uiterst moeilijke situatie. En deze jonge vrouw, die nu volwassen geworden was, heeft gezegd: “Ik heb deze vader boven alles liefgehad. Niet omdat hij was hoe hij was, maar omdat ik wist dat achter zijn gedrag iets waardevols school, waarom hij zo geworden is. Wat in hem zo opspeelde weet ik allemaal niet, want de ziel is een groot raadsel. Ik laat wel de waarheid gelden, de waarheid die met onze ervaringen samenhangt. Maar ik wil niet beweren dat mijn vader nog erger was dan hij geweest is.”
Als men dat hoort en weet dat hier een mensenkind haar ontwikkeling heeft mogen voltooien aan de hand van een vrouw, die deze voorkennis en bedoeling helemaal niet had, dan kan men aannemen dat de ziel een wijsheid heeft, die alle verstand te boven gaat. Een keuze wordt gemaakt, die altijd leidt tot wat de ziel wil laten ontwikkelen, en dat is niet altijd om te juichen. Het is vaak genoeg iets zeer bedroevends, iets zeer moeilijks, maar altijd iets wat met je ontwikkeling samenhangt. Zo kan ons iets opbeurends, iets ergerlijks en  zenuwslopends in het oog springen, een bijzondere, eigenaardige manier van doen van onze medemensen. Onze eigen eigenaardigheden zien we niet.

Als ik mijn kinderen vraag wat mijn mankementen zijn, kunnen ze die niet benoemen. Ze zeggen dat ze dezelfde hebben als ik. Dat is mogelijk, maar als we ons psychologisch willen verdiepen, moeten we zelfs in staat zijn om in dit gebied bereidwillig te gaan kijken en dit vreemde gedrag te analyseren en te begrijpen. Waarom is dat zo en kan ik begrijpen, dat het zo is? Vaak genoeg is een ernstige ziekte waaraan men lijdt, door iets volledig anders veroorzaakt.
Dikwijls is het een of het ander volledig onbegrijpelijk. Als we het echter in samenhang bekijken, wanneer we dit kunnen herkennen, is iets volledig begrijpelijk. De signalen van de ziel en alles wat ons toegestaan is om te weten, ontdekken we met opmerkzaamheid en behoedzaamheid door ons gevoelig open te stellen. Voor al datgene wat we in onze jeugd ontvangen hebben, hebben we tenslotte met de openheid, die kinderen hebben, geen keuze gehad. We hebben moeten accepteren wat ons tegemoetkwam, want om te kiezen ontbrak ons de ervaring. Die heeft een kind nu eenmaal niet en wat hem op zijn pad komt, dat heeft zijn uitwerking, altijd en altijd, hoe dan ook. En zo kan een vreemd gedrag verklaard worden.

Het lijkt alsof mijn man 5 jaar is
Vaak genoeg zegt mij een vrouw: “Het lijkt alsof mijn man 5 jaar oud is.” Natuurlijk is ze niet met een 5-jarige jongen getrouwd, iemand die haar zoon kon zijn, maar met een man en als zodanig gekend en herkend. Maar er zijn momenten, wanneer zij deze mening uit.
En omgekeerd kan men ook van mannen horen: “Het lijkt alsof mijn vrouw een klein meisje is.” Natuurlijk is zij dat niet. Hij heeft een vrouw getrouwd en hij heeft ook geweten, dat zij met alles wat ze is, de zijne is. Als ze dan al met dit vreemde gedrag begrepen wil worden, dan wil ze het zeker niet door kritiek. Dan wordt ze niet door kritiek begrepen, maar door liefdevol bevragen: wat zie je nu? Wat duikt er op in je? Wat is hoe dan ook daarmee verbonden wat zo vreemd is?
Het is vreemd als je door de stad gaat en je ziet een open cabriolet met daarin een oudere dame, die een fietser die naast haar bij het verkeerslicht stopt, aanspreekt en hem inpalmt, zoals men tegenwoordig zegt. Ze nodigt hem uit om met haar weet ik wat voor leuks te gaan doen. En als je dan ziet, dat deze vrouw van boven de 80 zich gedraagt als een 25-jarige, dan is men verwonderd. Want dat is een gedrag dat abnormaal is en meteen komt men op het idee, dat deze oude dame zich heel jong moet voelen, omdat ze deze tekortkoming heeft. De heel besliste, niet geleefde, heel onverwachte achtergronden van haar ziel melden zich en dientengevolge zijn ze de oorzaak voor dat vreemde gedrag.

Mijn ouders besloten elke maand om te gaan scheiden
Ik herinner me dat een vrouw, zeer verdrietig omdat ze alles verwoest, over deze verwoesting begon te vertellen. Het huwelijk verwoestte ze, een vriendschap verwoestte ze en wat ze verder nog tegen kwam. Iets wat dichtbij haar kwam of wilde komen, maakt ze kapot. Ik heb gezegd: “Ik kan u niet helpen. Ik ben geen psychotherapeute. U hebt een psychotherapeute nodig.” “Ja, hoe kom je daar dan?” Ik zei: “Dat weet ik niet. Men moet zich bij psychotherapeuten in beroepsverband op de hoogte stellen en mogelijk mensen, die ervaring hebben met psychotherapeuten eens vragen. Anderzijds moet men een psychotherapeut vinden, die goed bij je past, omdat anders allerlei trucjes gebruikt worden en er geen hulp geboden wordt.”
“Wat heb ik dan?” Ik zei: “Dat weet ik niet, maar het lijkt alsof u een heleboel neurosen hebt.” ” Wat zijn dat?” Ik zei: “Dat zijn innerlijke remmingen, dat zijn inprentingen in uw ontwikkeling, die uw ontwikkeling altijd hinderen. En alles wat men onderdrukt, wordt met zeer veel energie onderdrukt. En met de kracht, die men nodig heeft om deze te onderdrukken, zou men eigenlijk iets voor zijn zelfontplooiing kunnen doen. Dat is dus in een wanverhouding.”
“Ja, wat kan ik dan doen?” Ik heb gezegd: “Ik weet het niet. Ik heb geen idee. Ik heb een vaag vermoeden dat er woorden zijn en beelden en punten, die u prikkelen. Het woord, waardoor u geprikkeld wordt, ken ik niet, maar ik vraag aan u: waaraan denkt u? Welke beelden komen nu naar boven? Nu, op dit moment.” Toen zei ze: “Mij schiet te binnen, dat mijn ouders jarenlang altijd één keer per maand besloten hadden te gaan scheiden en dat daarna een familiegesprek plaatsvond, waarbij de drie kinderen aanwezig moesten zijn. Mijn ouders  hadden ruzie en gingen ons, de kinderen, verdelen zonder ons te vragen en ik moest naar mijn vader en mijn broers en zussen naar mijn moeder. Ze zijn niet gescheiden, maar jarenlang hebben ze deze procedure één keer per maand herhaald.”
Dat kan niet zonder een blijvende, diepe indruk bij de kinderen achter te laten. Dat is onmogelijk. Weliswaar wordt dan ter verdediging van de ouders gezegd: “De kinderen zijn stabiel, die krijgen het meeste niet mee.” Ze merken alles. Ze kunnen het misschien nergens op baseren, maar omdat kinderen zeer fijngevoelig zijn reageren ze veel sterker op alle mogelijke stemmingen dan op woorden.”
En deze vrouw, die ik nu gevraagd had wat haar te binnen schoot, vertelde over de gedragspatronen, die ze zich als buitengewoon bitter herinnerde. Toen heb ik tegen haar gezegd: “Het is waarschijnlijk daarom dat u door deze oude verwondingen als een bijl in het bos bent. Toch heeft u in uw leven in weg gevonden en zich gedragen zoals u dat doet, waarschijnlijk om ondanks alles te kunnen overleven. Maar ik weet het niet. U kunt het uitproberen als er weer een mens is die uw nabijheid zoekt of als er liefde ontstaat, dat u tegen deze mens dan zegt: hoe dichter hij bij u komt des te vreselijker u hem zult behandelen. U zult hem zo slecht behandelen, dat hij het niet kan uithouden. Als hij het dan toch uithoudt, dan kan het zijn, omdat hij weet dat niet hijzelf is bedoeld. Een gekwetste ziel heeft een ventiel nodig. Als dat zo is, dan is aan te nemen, dat u kunt loslaten wat u toen beleefd hebt. Meer kan psychotherapie niet.”

Het verlangen achter de woorden
Nu schiet me een passend voorbeeld te binnen. Mijn jongste zoon had, toen hij groter werd, mij horen klagen: “Ik ben zo verdrietig, omdat je groot wordt. Ik had je zo graag zo klein als je nu bent. Ik kan het alleen voor elkaar krijgen als ik je elke dag flink met de braadpan op je hoofd sla.” “Ja, mama,” heeft hij gezegd, dat vond hij goed. Hij wist dat er achter dat verlangen van zijn moeder om hem klein te willen houden, liefde bestond. En die braadpan maakte hem helemaal niet bang. Kinderen hebben weliswaar een andere voorstelling van een situatie, maar ze merken alles.
De fysiognomen hebben als ze zich richten op het verlangen achter de woorden en het gedrag, dat die verwijzingen zijn naar bepaalde talenten, naar bepaalde interessen, bepaalde behoeften. Dat ze hiernaar op zoek gaan, verdieping willen en verzorging. Daarom proberen we ook steeds vragen te stellen, terwijl we fysiognomisch analyseren.

Een weggedrukt talent 
Ik herinner me echter dat er eens in Basel een vrouw was, die alle uiterlijke kenmerken had, die je vindt bij een mens die van taal houdt. Niet alleen de taal als vreemde taal of cultuurgoed, maar de taal die met poëzie en de hele klank, die in de taal aanwezig is, door de ziel trekt. Dit talent had ze en die beschreef ik zo en het publiek volgde dat. Het ging daarbij om de ogen en de uitdrukking van de ogen. Toen ik daarmee klaar was, vroeg ik: “Is dat uw ervaring?” Toen zei ze: “Nee, ik praat niet graag. Ik heb helemaal geen interesse aan taal en de poëzie van de taal is me om het even. Ik heb daar niets mee.” En toen was het publiek muisstil, omdat het dacht: hoe loopt dit af? De kenmerken waren eenduidig; die waren allemaal na te trekken zoals ze beschreven waren. De betekenis van deze kenmerken eveneens. En toen is me de volgende vraag ingevallen: “Kan het zijn, dat in de tijd dat u leerde praten, te vaak van u verlangd werd om te zwijgen?”  “Ja, daarom ben ik in psychotherapie,” zei ze. Daarmee verandert het beeld in enigermate, omdat aan te nemen is dat ze bij een succesvolle psychotherapie haar talent zal ontdekken. Dan zal ze plezier krijgen in alles wat met taal samenhangt en dan zal ze zich voelen zoals velen, die zich van een complex verlost en ontdaan hebben en zeiden: “Ik voel me als herboren.”
Nu nodig ik u uit om na te gaan als u bepaalde woorden hoort, wat u daarmee verbindt. Ik nodig u uit om dit te onthouden en voor uzelf te ontdekken, want het kan buitengewoon indiscreet zijn als we dat als een praktische oefening hier gaan doen. Het kan zelfs zijn, dat als wij dat als een praktische oefening in scène zouden zetten, dat het tranen en groot verdriet teweeg brengt. Ik vind het niet passend om een groot publiek erbij te hebben als iemand verdrietig wordt, terwijl hij in een proces van loslaten is.
Maar wat u bij die woorden zelf voelt, dat moet u onthouden en als de woorden die ik zal zeggen niets losmaken, zoek dan naar de woorden die wel bij u de beelden oproepen, die belangrijk zijn voor u. Die hangen samen met deze innerlijke belevingen, het allermeest met het innerlijke beleven van het innerlijke kind en zijn in een onvermijdelijk en onophoudelijk pedagogisch proces aanwezig. De opvoeding houdt nooit op. Weliswaar geven we andere mensen niet meer het recht ons op te voeden, zoals alles wat onze ouders ons leerden: dat we het bestek bij het middageten goed vasthouden en vergelijkbare zaken. Wat in onze culturele kringen hoort en  ons geleerd wordt is één deel van de opvoeding. Maar de pedagogiek, die weliswaar betrekking heeft op het kind, zelfs haar naam heeft, ligt uiteindelijk ook in het bereik van elke oudere mens met zijn innerlijk proces, dat zich voortdurend voltrekt. Deze mens die zich bereid verklaart de ene of de andere medemens aan het opvoedkundige werk te laten deelnemen of iemand daartoe uitkiezen, opdat hij het samen met u voltrekt.
Het kan echter ook zijn dat we ons tot een leraar wenden, die in samenhang met de grote verkondigers of de grote kunstenaars ons aanwijzingen geven hoe we deze innerlijke mens altijd in verbinding met het innerlijke kind, tot verdere ontwikkeling openstellen.

Woorden verbinden met innerlijke beelden
De belangrijkste woorden zijn de woorden, die we verbinden met voorstellingen. De voorstellingen die we niet alleen tijdens ons eigen leven, maar die ons tijdens alle levens van de ontwikkeling van de mensheid begeleid hebben – volgens de beweringen – vijf miljoen jaren lang. Als dit zo is, hebben dezelfde generaties, dezelfde voorouders aan de hele traditie van innerlijke informatie deelgenomen en hebben in de beeldvorming van het verbeelden met fijne trillingen een aandeel. Er is al lang in een of ander zielenbeeld overgebracht: DE WIND, een woord, dat iets met u doet. DE STORM – DE BRON – DE GOLF – DE WOLKEN – DE BOOM. Welke boom opduikt, heeft met u te maken. De volheid van de vegetatie is ons min of meer vertrouwd. De boom, die dan opduikt en misschien wel een hele serie van beelden tot gevolg heeft, is niet slechts de boom, zoals hij wortelt in de aarde; mogelijk heeft die in uw jeugd in uw tuin of ergens anders een rol gespeeld. Maar het is ook een boom die in oeroude symbolische patronen geworteld is, die zich ook allemaal in ons bevinden. Daarom kan het zijn dat onze innerlijke voorstelling niet alleen bestaat uit de beelden, die onze ogen zagen, maar ook beelden die uit een traditie komen, met een cultuurkring verbonden zijn, en in bereik komen die wij met oerbeelden aanduiden.
De boom is iets zeer centraals en zeer belangrijks in samenhang met het innerlijke beeld en het duiden van dat beeld. Het water hoort er dan bij, niet alleen de bron, maar ook hoe zich van de bron af een rivier zich vormt, een beekje, een rivier, een stroom. Dat hebben de dichters allemaal natuurlijk in het bijzonder in hun beelden omgezet en om dat te lezen, is een waar genoegen. Degenen, die dat willen navolgen, worden aangespoord om te kijken. Ik neem aan, dat iedereen thuis een gedichtenbundel heeft en dan gaat u wellicht iets over het water lezen. Ik kan dit u natuurlijk voorlezen, maar het is veel beter als u met zelfgekozen teksten  uw innerlijke beelden opent en daarmee het innerlijke kind misschien met meer kracht tot volwassenheid en ontwikkeling leidt. Want het schijnt iets onvermijdelijks te zijn, zoals ik met het eerste voorbeeld van een 32-jarige vrouw die als een 16-jarige functioneerde, maar in werkelijkheid de status van een 3-jarig kind had, om zelf de ontwikkeling op gang te brengen die ik u duidelijk getoond heb. Dat geldt voor ieder mens in  meerdere of mindere mate, maar niet iedereen heeft zulke sterke ouders of zulke sterke voorouders.

De uitstraling gaat boven de vorm
Ieder heeft zijn eigen mogelijkheden om datgene, wat psychologisch op de achtergrond aanwezig is, te ontdekken. Hij komt anders niet aan datgene, wat hij met de waarheid ontdekken wil. Zonder dit proces vindt hij tenslotte niet de zekerheid om achter de waarheid te komen. Maar zeker is dat het zonder waarachtigheid niet gaat en wat er allemaal bij komt kijken,  dat weet iedereen die daaraan gewerkt heeft. Zonder dit proces gaat het echter niet. De fysiognomen vertalen – als deze processen plaatsvinden – niet de vorm maar de uitstraling van deze mens. Ze herkennen aan de uitstraling van een mens in welk proces hij is. Ze herkennen of het proces zich levendig voltrekt of dat hij als onder duikershelm schuilt voor het uiterlijke leven, maar van binnen uiterst actief is. Dat wordt zichtbaar door de huid, de uitdrukking van de ogen en in het bijzonder alles wat in de omgeving van de mond op de gevoelssituatie van deze mens wijst.
Ik heb een man geobserveerd, die in het gesprek volledig onopvallend was, die echter in zijn manier van spreken – door mijn opmerkzaamheid steeds weer bevestigd – erop aanstuurde het woord MOEDERLIEFDE te laten klinken. Dan veranderde hij. Het was voor mij een verbazingwekkend fenomeen, omdat ik het telkens weer waarnam en mijn opmerkzaamheid werd groter. Het werd heel duidelijk dat hij een moederprobleem had, deze volwassen man van boven de 40, die voortdurend veranderde als het woord MOEDERLIEFDE viel. De stem veranderde, zijn houding was anders, de bewegingen waren anders, zodat ik met veel belangstelling wenste uit te vinden welk complex er uit zijn vroege jeugd kon zijn. En dat kan men natuurlijk proberen, maar het is uiterst moeilijk. Toen ik probeerde hem daarop aan te spreken, was hij zonder elk begrip. Hij zag het als onzin dat daar iets kon zijn, ofschoon als iets steeds weer zo terugkeert en niet rustiger wordt ook iemand, die het uitvoert, tot nadenken zou moeten stemmen. Hij zou op zoek moeten gaan: wat is daar dan? Maar dat wou hij niet.
Toen ben ik naar zijn moeder gegaan. Dat was een open, vriendelijke vrouw en ik heb haar gevraagd of ze mij eens heel waarachtig antwoord zou willen geven op vragen, die ik stellen zou met betrekking tot haar oudste zoon. “Ja,” had ze gezegd, “dat wil ik graag doen.” Toen heb ik haar gevraagd naar haar relatie met haar zonen en naar haar relatie met haar oudste zoon in het bijzonder. Toen heeft zij gezegd: “Ik denk daar rustig over na en ik zeg niets, waar ik niet over nagedacht heb. Mijn jongste zoon is gemakkelijk om voor te zorgen. Hij is een ‘Sunny Boy’. Ik ben heel blij en heb een goede verstandhouding met hem en eigenlijk moest ik dieper verbonden zijn met hem, met deze jongere zoon. Ik ben echter dieper verbonden en merkwaardig genoeg heb ik meer aandacht voor deze moeilijke, oudere zoon.
Waarom dat zo is, weet ik niet, maar ik hou echt van hem. Ik doe voor hem wat ik kan.”
Toen heb ik gedacht: dus geen liefdeloosheid van de moeder. Moeders kunnen niet altijd van hun kinderen houden en moeders zijn ook niet voor kinderen altijd het beste van de wereld. De geschiedenis van de psychologie heeft dat ook uitgewezen. In dit geval heb ik dat 100% kunnen geloven, ik twijfelde niet aan haar verklaring dat zij met haar liefde voor haar oudste zoon oprecht was. Toen wou ik weten hoe het was toen ze van hem in verwachting was en toen had ze gezegd: “Dat was wonderbaarlijk. Hij is mijn eerste kind. Ik was 21 jaar oud. Mijn huwelijk was door mij zo gewenst en het kind ook en toen hij geboren zou worden, is mijn zus gekomen. Dat was bijzonder mooi, omdat mijn zus 14 jaar ouder is dan ik. Ze heeft mij in het bijzonder bij zich genomen, omdat bij mijn geboorte onze gemeenschappelijke moeder stierf.”
Er was een heel innige verbinding tussen deze beide zussen en daarom kwam ze ook, deze tante Emma, en wou haar jongere zus bijstaan in haar plichten als jonge echtgenote, als jonge huisvrouw en als jonge moeder. 14 jaar ouder, ongetrouwd, had ze een grote bereidwilligheid daartoe en ze wou twee jaar bij de familie blijven. Ze bleef ook twee jaar en ze nam het kind mee in haar kamer en ze nam het kind en kleedde en verzorgde hem en baadde hem en voedde hem. Ze deed alles voor dit kindje om het te maken tot een gezond, vrolijk kind. Ze gaf het aan zijn moeder elke dag, opdat zij het liefkoosde en kuste en helemaal vrij de dag kon doorbrengen. Precies na twee jaar ging ze dan, deze tante. Ze ging weg met astma. Dat had ze veertien dagen voor haar afscheid gekregen en ze was van mening dat het kwam door de uitlaatgassen van de auto’s, die haar ziek gemaakt hadden. Voordien had ze geen astma en ze raakte het nooit meer kwijt. Op het idee dat de astma op een of andere manier met het afscheid van het kind te maken kon hebben, daar was niemand op gekomen. Het kind echter had zijn moeder verloren. Het had een moeder en die moeder was teder naar hem en hartelijk, want het was zijn moeder, zijn biologische moeder. Maar de moeder, met wie hij zich sterk verbonden voelde en die hem verlaten had, kon hij niet vergeten. Hij wist er niets van. En de moeder heeft mij gezegd, dat ze achter het kind aan moest rennen om het te vangen om het te liefkozen, te kussen, tederheden wou het niet. Hij krabde en wou de moeder niet en dat is dan verder zo gebleven.

Er was helemaal geen boze opzet, nergens, maar een blijvende indruk wordt achtergelaten, die op een of andere manier losgelaten moest worden. Dat gaat alleen met deskundige begeleiding en het is een opdracht, omdat hij enigszins infantiel gebleven was. Kijken en zelf daaraan meewerken moet degene, die tot dit complex neigt. Hij moet zelf zien, dat dit zijn opdracht is. Als het inzicht verkrijgen moeilijk is, moet hij ook de bereidwilligheid hebben om daar gelijktijdig aan te werken, maar dat gebeurt zeer weinig.

Kinderen op aanplakbiljetten
Kinderen, die vroeg verlaten zijn in onze tijd zijn te zien op aanplakbiljetten. Er zijn heel grote reclameborden op het station en hierop wordt van alles geplakt en daar is vaak genoeg een slogan: meer tijd voor kinderen. Dan zie je daar verlaten kinderen.
Ik heb een trap in gedachten – voor een kind een reuzenbouwwerk – en zo’n heel klein onschuldig kindje krabbelde deze trap op en daaronder stond: meer tijd voor kinderen. Het is aannemelijk dat in onze tijd, die wij als welvaartsmaatschappij weer langzaam veranderen, aan kinderen niet genoeg aandacht wordt geschonken, niet genoeg liefde wordt gegeven. Dat zal weer nieuwe innerlijke verwarring geven en voor de toekomst een veelheid van patiënten betekenen, die in therapie moeten om dat wat met het innerlijke kind te maken heeft, te bevrijden. Het is niet zo dat de moeder de kinderen voortdurend op een voetstuk moeten zetten en steeds iets met hen gaat doen, maar ze moet gaan opmerken wat voor dit kind op dit moment het beste zou zijn en daartoe is gevoeligheid en opmerkzaamheid nodig. Voor het kind, niet voor het probleem, dat misschien hetzelfde is als dat van de moeder. Uiteindelijk echter van alle twee.
Dit probleem is meer en meer in het gezichtsveld, maar daarmee is het natuurlijk niet opgelost. Wij moeten daarom aandacht geven aan kinderen, die in ons midden opgroeien. Niet doordat we hen voorwerpen geven, maar doordat we ze met voorwerpen, die ze zelf tot speelgoed maken, begeleiden. Misschien deelnemen aan een spel en iets doen wat heel vroeg reeds de spraakontwikkeling van het kind ondersteunt: rijmen, met hem praten. Wat er dan ontstaat zult u zich nog herinneren, zoiets als warmte en sprongetjes van plezier, die je met iemand maakt. Dat ontstaat dan namelijk als je bijvoorbeeld zegt: “Riediebiediebom-jij bent dom, muizen zijn een rakkapak, rakkapak!” Daar worden kinderen vrolijk van. Als zulke dingen met taal en beweging met de moeder of met de begeleidende personen verinnerlijken, hebben we een veelheid aan innerlijke beelden.
En verhalen, niet die je van een plaat of op een videocassette hoort of ziet, maar een die u vertelt en die u in uw eigen innerlijke gevoelsruimte moet laten ontstaan.

Klanken zijn bruggen
We hebben pas sinds vijfhonderd jaar de boekdrukkunst. Daarvoor hadden mensen, als het klopt wat de linguïsten zeggen, een taaltraditie van  meer dan 70.000 tot 80.000 jaar oud en dientengevolge innerlijke beelden uitgewisseld. De vertellingen, die er toen waren, die we sprookjes noemen, sagen, zijn vol eigenaardige wreedheden met veelvoudige psychische ervaringen. We hebben ze in de kinderkamer gegeven met de aanwijzing: dat zijn verhalen, die alleen bestemd zijn voor kinderen. Zeker niet. Ze zijn in wezen voor ons allemaal bestemd. Ook als we moderne invloeden loslaten op deze sprookjesverhalen, zou het kunnen zijn, dat we door ons innerlijke kind verder te laten groeien, nog meer kunnen bereiken. Deze oeroude verhalen zijn in alle volkeren met heel vergelijkbare inhoud verteld en ingeprent. We hebben tegenwoordig de mogelijkheid om het te bewijzen en zoals gezegd ook daar zijn we uitgenodigd om iets voor ons, voor ons innerlijk te doen. Dan kan ook met muziek, want muziek is een brug, zo kan men zeggen, van de ene stemmingswereld naar de andere. Het heeft natuurlijk met het ritme een bepaald stemmingsveld, maar ook met dat wat in de heel fijne stemmingskracht tot in het spirituele gaat. Dan zijn klanken bruggen en hebben ze met de zielen en dat wat in onze kindertijd en psychisch speelt, een heel innige band. De fysiognomen kijken dan altijd: waar staat de mens.
Als deze informatie hem ontroert, dan kan dit in hem iets openen, maar ook iets blokkeren en dat kan men zien. Men kan zien of een mens aangesproken is door iets in zijn innerlijk, iets wat hij interessant vindt, wat ontplooiing betekent of een blokkade opwerpt. En dat laatste is minder wenselijk, zichzelf blokkades opwerpen. Het is wenselijk openingen naar iets te ervaren, de uiteindelijk erkenning die men later wil bereiken, die niet alleen licht doorlaat, maar tot iets verbinden zal wat dan in heelheid en eenheid tekenend is. Dat kan niet bereikt worden wanneer je niet van binnen aangesproken bent, niet bevestigd wordt en niet tot vrij bewegen komt, niet tot hechting komt. Als men daar dan wegen zoekt, is een verdere uitdaging en deze uitdaging heeft natuurlijk ongelooflijk veel mogelijkheden. Alleen, ze moet uit het innerlijke wil van de mens, van binnenuit komen. En niet van buitenaf opgelegd, vanuit de wil van iemand, die meent te weten wat goed is, maar altijd weer door degene die zich van binnen aangesproken voelt.

We hebben een absoluut bestaansrecht
Ieder is daar waar hij nu staat oké. Helemaal niemand kan van degene, waar die ook staat, verlangen dat hij terug of vooruit zou moeten gaan. Dat moet hij zelf beslissen. We worden nog veel te sterk gereglementeerd en moeten uiterst opmerkzaam worden in hoeverre we dat willen. Als we met ons laten gebeuren zonder te reflecteren, sluipt er iets in, Ik heb daar een beetje angst voor, dat we weer niet opmerken dat er iets binnensluipt, wat dan machtig wordt en ons de baas probeert te zijn en dat we ons dan weer moeten beginnen te weren tegen iets, dat wij niet willen.
We hebben dus veel meer openheid nodig. We hebben helemaal niets te verbergen om precies te zijn, want we zijn allemaal in onze aparte ontwikkelingsstadia met de verschillende kwaliteiten vertrouwd. Weliswaar wensen we verder te zijn dan we zijn, in ieder geval anders wat verder niet gaat, maar de ontwikkeling gaat altijd door. We hebben dus waar we ook zijn met dat wat we nu zijn een absoluut bestaansrecht. En als we de vreemdste, de merkwaardigste schepselen zijn, dan pas echt, want dat is de bedreigde soort. Als we hen niet zouden hebben in onze maatschappij, ontgaat ons iets wat we door hen en met hen zouden kunnen ervaren. Ze zijn in dat geval meer kind dan wij, dus waarom niet? Echter niets blijft, dat is het punt. Alles is op de weg van de ontwikkeling en dat wat transparant is, meer licht, straling en kleur krijgt, heeft in de wegen van de mensen waarbij dat te zien is, ook een hoogst interessante levensvorm. Als hij haar als zodanig bevestigen kan en mogelijkerwijze de pijnlijke achtergrond in zich op kan nemen, mogelijkerwijze zelfs met humor, in het betreffende stadium van ontwikkeling, dan is dat meer dan wenselijk.

Volwassen worden door jezelf te leren kennen
Zoals gezegd moeten we niet denken dat hij niet boos mag zijn. Maar als hij boos is, dan is hij nog niet volwassen. Niemand moet geloven, dat hij als hij ergens kritiek op anderen heeft, dat dat zo blijft. We maken beelden in ons hoofd naast de beelden, die we al hebben. Als we van onze medemensen een beeld vormen en bij dat beeld blijven, dan zien we helemaal niet wat er verder nog verandert. Alle kinderen zijn boos, alle kinderen zijn egoïstisch. Ze moeten zo zijn. Het hoort in hun ontwikkelingstraject, deze kwaliteit. Ze geven dit echter heel langzaam op als ze volwassen worden.
Wanneer u de heel kinderlijke en dientengevolge onontwikkelde, kostbare mogelijkheden op hun pad niet blokkeert, maar deze alle ruimte geeft, zal het kind zijn  levensvreugde altijd weer uiten. Dan moeten we kijken hoe het bij onszelf is. We mogen alle kwaliteiten die we bij de kinderen vinden bij onszelf toetsen.
Zijn we open zoals de kinderen, dan opent zich zoals voor de kinderen altijd weer een wereld, elke dag opnieuw. Maken we onszelf iets wijs, wat wijzelf als nuttig hebben ervaren en is dat voorzichtigheid of geslotenheid, dan gaat het  gewoon niet. Dan moeten we dat weer overwinnen zodat het innerlijke kind volwassen kan worden. En misschien als we met de kinderen en met onszelf, ons innerlijke kind, liefdevol leren omgaan en dit verspreiden, zou een enorme en wonderbaarlijke energieverandering op onze aarde plaatsvinden, een energieverandering in de mensen zich voltrekken, een bereidwilligheid om dat wat niet opgelost is te leren kennen. Niet los te laten maken door een ander, maar door zich op zijn pad te begeven en zelf te kijken wat dat loslaten is. Anders kan men onder omstandigheden lang wachten. Met het gevoel naar binnen keren is dus iets, kinderen doen het altijd, die kunnen zelfs niet anders. Eerst het voelen bewust worden en het bewustzijn toevoegen, dan zijn we voortdurend aangesproken en onderweg. Dan is de vraag: hoe?
Nu heb ik voor u willen duidelijk willen maken dat het innerlijke kind aangesproken kan worden via heel veel fijne ingangen. Deze wegen moet je zelf voor jou zoeken en dat wat jou beweegt, gaan verdiepen. Dat zou u als een psychologisch gebeuren en misschien ook als een therapeutisch gebeuren in u kunnen toelaten, ervaren en verzorgen. Mogelijkerwijs kunnen wij in de toekomst met de kinderen, die ons geven wat in ons allen is, hen zien en ondersteunen en hun ontplooiing prikkelen.  Dan zijn er op de weg, de perrons en stations geen aanplakbiljetten meer met de tip: meer plaats en tijd voor kinderen. Dat kan zo zijn.

Ik heb overwogen of ik platen aan de muur zou hangen, maar ik dacht: ik zou psychologische systemen omtrent het innerlijke kind voor u kunnen opschrijven en daarmee de indruk wekken dat het alles omvat, alles wat u in de boeken kunt opzoeken.
Ook heb ik ervan afgezien om beelden te vertonen, want ik dacht dat het beter zou zijn om u aan te moedigen uw eigen innerlijke beelden op te zoeken. Het kan zijn dat er voor u wat belangrijks is opgedoken, wat u hiertoe uitdaagt. Dat moet u dan doen.

 

 

Dit bericht is geplaatst in nieuws. Bookmark de permalink.